Kunststoffen

SUP-richtlijn

Met de ‘Single Use Plastics’-richtlijn (SUP) wil de EU eenmalige kunststofproducten die het meest worden aangetroffen op de Europese stranden aanpakken. We bundelen veelgestelde vragen en antwoorden.


Wanneer gaan welke SUP-maatregelen van kracht?

De SUP-richtlijn moest tegen 3 juli 2021 zijn ingevoerd in de regelgeving van EU-lidstaten. Naast deze generieke deadline zijn er nog een aantal specifieke data waarop nieuwe SUP-regels van kracht worden.

De SUP-richtlijn verplicht lidstaten bepaalde maatregelen te nemen in de vorm van bijvoorbeeld verboden of verplichtingen. Zolang deze maatregelen niet zijn goedgekeurd in federale of regionale wetgeving, zijn ze niet van toepassing. Enkel in het geval van een Europese (uitvoerings)verordening zijn de maatregelen rechtstreeks van kracht zonder dat er nog omzetting nodig is in wetgeving van een lidstaat.

Lidstaten hebben de mogelijkheid om bepaalde maatregelen die zijn voorzien in de SUP-richtlijn aan te vullen met eigen maatregelen.

De belangrijkste maatregelen uit de SUP-richtlijn zijn telkens afgestemd op het type product, zijn gericht op zowel de producent als de consument, en laten zich als volgt samenvatten (in chronologische volgorde):

  • Vanaf 2021 komt er een voorschrift (markeringen) op hygiëneproducten (zoals vochtige doekjes, tampons en maandverbanden), tabaksproducten en drinkbekers (artikel 7);
  • Vanaf 2021 komt er een verbod op bepaalde wegwerpproducten (behoudens een aantal uitzonderingen, waaronder het medisch gebruik van rietjes): plastic wattenstaafjes, plastic bordjes, plastic bestek, plastic roerstaafjes en rietjes, voedsel en drankverpakkingen (incl. drinkbekers) uit piepschuim, plastic ballonstokken (artikel 5);
  • Vanaf 2022 moeten lidstaten zorgen voor minder gebruik van plastic onthe-go verpakkingen (zoals drinkbekers en voedselcontainers) (artikel 4);
  • Vanaf 2024 moeten doppen en deksels vastzitten aan plastic flessen en drankverpakkingen. Zo worden ze automatisch ingeleverd voor recycling (artikel 6);
  • Vanaf 2025 moeten PETflessen voor minstens 25% uit gerecycleerde kunststoffen bestaan. In 2030 moet dit minstens 30% zijn (artikel 6);
  • Producenten van bepaalde producten (o.a. drank- en voedselverpakkingen, drinkbekers, lichte plastic draagtassen, vochtige doekjes, tabaksproducten (met filters), ballonnen) worden verantwoordelijk om de kosten te dekken voor het zwerfafval van die producten. Voor vistuig wordt een eerder klassiek UPV-systeem opgelegd met inzamel- en verwerkingsdoelstellingen (artikel 8) (2023/2024); 
  • In 2025 moet minimaal 77% van alle plastic drankflessen tot 3 liter worden ingezameld. In 2029 moet dit minimaal 90% zijn (artikel 9);
  • De overheid moet aan consumenten informatie geven over herbruikbare alternatieven voor de plastic producten zoals geviseerd door de richtlijn (artikel 10)

De (Nederlandstalige) tekst van de SUP-richtlijn kan u raadplegen op deze link. In de bijlage van deze richtlijn worden de productgroepen opgelijst waarop de SUP-richtlijn van toepassing is, waaronder ook vistuig dat kunststof bevat.

Wie moet binnen België de SUP-richtlijn omzetten?

Een aantal maatregelen behoren tot de bevoegdheid van ofwel de gewesten ofwel de federale overheid, terwijl andere maatregelen gemengde bevoegdheden behelzen. Daarom is het in ons land niet mogelijk om de SUP-richtlijn om te zetten in één wetgevend initiatief: er zullen verschillende initiatieven van verschillende Belgische wetgevers nodig zijn.

De federale overheid is bevoegd voor productnormering, waaronder het bepalen van de hoeveelheid gerecycleerde kunststoffen en het introduceren van de marktverboden op o.a. de wattenstaafjes en de plastic bordjes/bestek/roerstaafjes en rietjes. De Vlaamse overheid kan enkel het gebruik van bepaalde producten aan regels onderwerpen, eens ze op de markt gebracht zijn. Een voorbeeld hiervan is de Vlaamse wetgeving rond cateringmateriaal voor éénmalig gebruik.

De gewesten zijn tevens aan zet voor het UPV-beleid (uitgebreide producentenverantwoordelijkheid) (inclusief het doorrekenen van de zwerfvuilkost) en de doelstellingen inzake de gescheiden inzameling van kunststof drankflessen.

Sensibilisering en het zorgen voor minder gebruik van plastic on-the-go verpakkingen kunnen als gemengde doelstellingen worden gezien.

Een overzichtstabel is opgenomen in bijlage 1 van het uitvoeringsplan kunststoffen.

Werden de Europese richtsnoeren die de scope van de SUP-richtlijn verhelderen intussen gepubliceerd?

De Europese SUP-richtlijn bepaalt (in artikel 12) dat de Europese Commissie specificaties en richtsnoeren moet uitwerken, zodat er (complementair aan de bepalingen uit de richtlijn zelf) bijkomende duidelijkheid is over welke kunststofproducten voor eenmalig gebruik het in de zin van de richtlijn gaat.

Deze richtsnoeren werden op 7 juni 2021 - bijna met een jaar vertraging - gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.
In deze richtsnoeren worden enerzijds algemene termen en definities uit de SUP-richtlijn toegelicht die nog enige ruimte laten voor interpretatie (waaronder concepten als ‘natuurlijk polymeer’, ‘niet chemisch gewijzigd’, ‘eenmalig’, ‘structureel hoofdbestanddeel’, …) en wordt er anderzijds ingezoomd op productspecifieke criteria, die helpen bepalen of een bepaald product wel of niet onder de SUP-richtlijn valt.


Richtsnoeren moeten worden beschouwd als een niet-bindend juridisch instrument. In de richtsnoeren staat namelijk dat (citaat): “De inhoud ervan, met inbegrip van voorbeelden, geeft de zienswijzen van de Europese Commissie weer en is als zodanig niet wettelijk bindend. De bindende interpretatie van EU-wetgeving is de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie.” Dit neemt niet weg dat het voor veel lidstaten voor de hand ligt om deze richtsnoeren als een referentie te gebruiken bij de omzetting van de SUP-richtlijn.

Welke andere Europese processen lopen er nog in het kader van implementatie van de SUP-richtlijn?

In de SUP-richtlijn zelf worden verschillende richtsnoeren en uitvoeringshandelingen aangekondigd. Hieronder geven we een overzicht.

Uitvoeringshandelingen, zijn bepalende juridische instrumenten en hebben in het kader van de SUP-richtlijn betrekking op:
•    de berekening van de doelstelling inzake recyclaat voor plastic flessen
•    de berekening van de inzamelingsdoelstelling voor plastic flessen
•    het aanbrengen van verplichte markeringen
•    het meten van consumptiereductie van eenmalige drinkbekers en bepaalde eenmalige verpakkingen van voedsel voor onmiddellijke consumptie
•    de monitoring en rapportage van de consumptiereductiedoelstelling van eenmalige drinkbekers en bepaalde eenmalige verpakkingen voor onmiddellijke consumptie
•    het format voor rapportage van inzameling van kunststof houdend vistuig

Richtsnoeren zijn richtinggevend en hebben in het kader van de SUP-richtlijn betrekking op:
•    de definitie en scopebepaling van ‘single-use plastics’
•    criteria om kosten te berekenen van het opruimen van zwerfafval die voor rekening van de producenten komen (UPV).

Volgende uitvoeringshandelingen en richtsnoeren werden intussen gepubliceerd in het Europees Publicatieblad:
•    Richtsnoeren van de Commissie inzake kunststofproducten voor eenmalig gebruik in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu. Deze kan u hier raadplegen.
•    Het aanbrengen van de markeringen (pictogrammen) op (de verpakking van) enkele eenmalige kunststofproducten (waaronder hygiëneproducten, vochtige doekjes, tabaksproducten en bekers). Deze kan u hier raadplegen.  
•    Het format voor rapportage van inzameling van kunststof houdend vistuig: deze kan u hier raadplegen
•    De berekening, verificatie en rapportage van gegevens over de gescheiden inzameling van afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik. Deze kan u hier raadplegen.
 

Hoever staat het met de omzetting van de SUP-richtlijn in België?

De federale overheid werkt momenteel aan een koninklijk besluit inzake producten voor eenmalig gebruik en ter bevordering van herbruikbare producten. Dit zal de juridische basis leggen voor het verbod op een aantal kunststof wegwerpproducten. Het besluitvormingsproces loopt momenteel nog. Dit initiatief werd aangemeld in de Europese TRIS-databank, waar stakeholders hun mening kunnen insturen. Ook voor de handhaving van dit besluit, eenmaal aangenomen, zal de federale overheid bevoegd zijn.

Voor het aanbrengen van de markeringen (pictogrammen) op (de verpakking van) enkele eenmalige kunststofproducten (waaronder hygiëneproducten, vochtige doekjes, tabaksproducten en bekers) werd een uitvoeringsverordening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze kan u raadplegen op deze link. Omdat uitvoeringsverordeningen als juridisch instrument direct toepasbaar zijn, worden ze niet omgezet in nationale wetgeving. Deze uitvoeringsverordening stelt de regels vast waar de markeringen aan moeten voldoen (qua icoon, tekst, lettertype, etc.).

De SUP-richtlijn schrijft ook voor dat producenten de zwerfvuilkost moeten dragen van een aantal SUP-producten. Het gaat hier met name om:

  • Bepaalde plastic voedselverpakkingen, zoals dozen, zakjes en wikkels voor voedingsmiddelen
  • Plastic drankverpakkingen van max. 3 liter
  • Plastic drinkbekers
  • Lichte plastic draagtassen
  • Vochtige doekjes
  • Ballonnen
  • Tabaksproducten met filters

Dat principe werd in een recente herziening van het Vlaamse materialendecreet veralgemeend naar alle producten met een belangrijke impact in het zwerfvuil (te denken valt, naast de hierboven genoemde items, aan onder meer kauwgom of blikjes). De OVAM voert momenteel studies uit naar de samenstelling van het zwerfvuil en de opruimkosten. Op basis daarvan kunnen we vanaf 2023 de kosten evenredig verdelen over de producenten.

De bedoeling is om hierover in overleg met de andere gewesten en de federale overheid een samenwerkingsakkoord af te sluiten. De Europese Commissie werkt tevens aan een richtsnoer voor criteria ter berekening van de kosten om zwerfaval op te ruimen. Dit willen we graag meenemen in onze besluitvorming.

Een systeem van uitgebreide producenten verantwoordelijkheid voor vistuig zal worden ingeschreven in een volgende herziening van het Vlarema.

Welke eenmalige kunststofproducten vallen wél en welke niét onder de SUP-richtlijn?

De Europese SUP-richtlijn bepaalt (in artikel 12) dat de Europese Commissie specificaties en richtsnoeren moet uitwerken, zodat er (complementair aan de bepalingen uit de richtlijn zelf) bijkomende duidelijkheid is over welke kunststofproducten voor eenmalig gebruik in de zin van de richtlijn kan worden beschouwd.

In dit richtsnoer worden enerzijds algemene termen en definities uit de SUP-richtlijn uiteengezet die nog enige ruimte laten voor interpretatie (waaronder concepten als ‘natuurlijk polymeer’, ‘niet chemisch gewijzigd’, ‘eenmalig’, ‘structureel hoofdbestanddeel’, …) en wordt er anderzijds ingezoomd op productspecifieke criteria, die helpen bepalen of een bepaald product wel of niet onder de SUP-richtlijn valt.

Omdat de Europese Commissie hierover de lidstaten moet consulteren, worden deze richtsnoeren besproken in een Europese expertengroep, waarin experts uit alle Europese lidstaten zijn vertegenwoordigd. Ook experts binnen de OVAM volgen dit mee op. In deze Europese expertengroep werden door de Commissie tussentijdse versies van de richtsnoeren gedeeld, maar aangezien het gaat om ontwerpversies, mag de OVAM of, bij uitbreiding een lidstaat, deze documenten niet vrijgeven of verspreiden.

De SUP-richtlijn bepaalt dat deze richtsnoeren uiterlijk op 3 juli 2020 moeten worden bekend gemaakt door de Europese Commissie. Op dit moment werden de richtsnoeren echter nog niet gefinaliseerd en loopt het Europese besluitvormingsproces nog steeds.

Het finaliseren en goedkeuren van deze richtsnoeren ligt in handen van de Europese Commissie. België dringt er bij de Europese Commissie op aan om dit zo snel mogelijk af te ronden, zodat er voor alle stakeholders (meer) duidelijkheid is. De Commissie heeft aangegeven ernaar te streven om dit richtsnoer nog voor de start van het zomerreces aan te nemen en te publiceren. Van zodra dit het geval is, zullen we dit op deze pagina aangeven en signaleren in de OVAM nieuwsbrief

Vallen biogebaseerde of biodegradeerbare kunststoffen buiten de scope van de SUP-richtlijn? Hoe wordt kunststof gedefinieerd?

In de aanhef van de SUP-richtlijn wordt verduidelijkt dat de SUP-richtlijn betrekking heeft op alle types kunststof en er geen onderscheid wordt gemaakt tussen op aardolie gebaseerde, bio-gebaseerde of bio-afbreekbare kunststoffen. Ook oxo-degradeerbare kunststoffen vallen onder de SUP-richtlijn: zelfs niet-eenmalige producten uit deze kunststoffen worden verboden. Microplastics vallen dan weer buiten deze richtlijn.

In het kader van de richtsnoeren is er momenteel nog onduidelijkheid en discussie over een aantal specifieke types polymeren, waaronder bijvoorbeeld viscose, cellofaan (gemaakt van cellulose) of PHBH (deel uitmakend van de polymeerfamilie van PHA’s). Het gaat met name over de vraag of deze al dan niet als natuurlijke én niet-chemisch gewijzigde polymeren kunnen worden beschouwd.

Voor deze specifieke vraagstukken moeten we echter de definitieve Europese richtsnoeren afwachten. Bovendien is in deze specifieke materie hoe dan ook de federale overheid bevoegd.

Zullen wegwerpborden bestaande uit papier/ karton maar met een dunne ‘coating’ uit kunststof wél blijvend worden toegelaten op de Belgische markt?

Over deze kwestie zullen de richtsnoeren van de Commissie verduidelijking brengen. Het betreft namelijk de vraag hoe de term ‘structureel hoofdbestanddeel’ uit de SUP-richtlijn moet worden geïnterpreteerd. Het gaat hier in elk geval om productbeleid, wat tot een bevoegdheid van de federale overheid behoort. Het is dus in eerste instantie niet aan de OVAM of aan het Vlaamse Gewest om hierover een uitspraak te doen.

Hoe en door wie zal worden bepaald of het al dan niet gaat om een kunststofproduct voor eenmalig gebruik?

De term eenmalig zal worden verduidelijkt in de richtsnoeren van de Europese Commissie. Dit valt binnen het productbeleid en is aldus een bevoegdheid van de federale overheid.

Kadert de Vlaamse wetgeving cateringmateriaal binnen de omzetting van de Europese SUP-richtlijn?

De uitwerking en totstandkoming van onze wetgeving rond cateringmateriaal (Vlarema 7) dateert van vóór de SUP-richtlijn, maar zal wel bijdragen aan de reductiedoelstellingen voor kunststof (drank)verpakkingen die de SUP-richtlijn oplegt aan lidstaten. Voor kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik moeten lidstaten immers maatregelen treffen waarmee in 2026 een meetbare kwantitatieve consumptievermindering wordt bereikt ten opzichte van (het referentiejaar) 2022.

Lokale en Vlaamse overheden mogen sinds 1 januari 2020 geen dranken meer serveren in wegwerpbekers of eenmalige drankverpakkingen. Dat geldt ook voor evenementen die niet georganiseerd worden door de overheden, van schoolfeesten tot festivals, tenzij de organisator 90 procent van de verpakkingen selectief kan inzamelen voor recyclage (en 95 procent vanaf 2022).

Vanaf 2022 geldt er voor overheden ook een verbod op het gebruik van eenmalig cateringmateriaal.

Zal de SUP-richtlijn niet leiden tot een verschuiving naar eenmalige producten vervaardigd uit een ander soort materiaal? En is dat dan wel zo veel beter of duurzamer?

De SUP-richtlijn heeft als doel om hergebruik te stimuleren. In de richtlijn zelf is bepaald dat de Commissie deze richtlijn moet evalueren tegen uiterlijk 3 juli 2027. Deze evaluatie zal o.a. een beoordeling omvatten van de vraag of in de kunststofproducten voor eenmalig gebruik die onder de richtlijn vallen, andere materialen worden gebruikt en of zich al dan niet nieuwe consumptiepatronen voordoen.

Waar mogelijk zal dat ook een analyse omvatten van de gehele levenscyclus, zodat de effecten op het milieu van deze producten en hun alternatieven zich laten beoordelen.

De Vlaamse wetgeving viseert niet enkel de eenmalige plastic producten. Zo hebben de regels met betrekking tot serveren van dranken en aanbieden van bereide voedingswaren ook betrekking op cateringmateriaal en verpakkingen die niet van kunststoffen gemaakt zijn. De doorrekening van zwerfvuilkosten zal ook niet enkel gebeuren voor de items genoemd in de SUP-richtlijn, maar voor producten die een significante impact hebben in het zwerfvuil.  

De OVAM heeft aan het opstellen van deze Q&A de grootst mogelijke zorg besteed. Deze pagina is gebaseerd op de huidige kennis met betrekking tot de omzetting van de SUP-richtlijn.

Team Productketens (kunststoffen)